lV Gods oordelen

Een geluid van krijgsrumoer

In het westen wordt een geluid gehoord van krijgsrumoer en in het oosten trekken de legers zich samen. Zij zien niet in, dat Ik hen samenbreng en vast besloten ben over hun vernietiging.

Het volk van het westen sloeg geen acht meer op Mijn geboden en inzettingen, ondanks dat Ik veel van Mijn heerlijkheid onder hen openbaarde. Zij hebben zich andere goden verkozen en zijn deze ontuchtig achterna gelopen. Hun goden zijn het geld, hun pracht en hun praal. Mijn heilige wetten hebben zij versmaad en elke man heeft gemeenschap met de vrouw van zijn naaste. Zou Ik dan niet toornen en zou Ik hen dan niet straffen en hen wegvagen van deze aardbodem? Groot is de zedeloosheid in het land van het westen. Er is niet meer rechtsbetrachting, maar rechtsverkrachting. Zij hebben de HERE der heerscharen gesmaad met hun vermetele kennis en zogenaamde wetenschappen. Het heelal, dat Ik door Mijn grote wijsheid tot stand heb gebracht, denken zij te onderwerpen aan hun vermetele techniek.

Verborgenheden

Heeft Mijn knecht Daniël niet geprofeteerd, dat in het laatst der dagen de kennis vermeerderd zou worden? O Mijn volk, geef acht op alles wat Ik door Mijn knecht Daniël aan u heb geopenbaard. Voor hen die ootmoedig zijn, worden de zegels van deze verborgenheden ontsloten. En zij die het geringst zijn onder uw dienstknechten, zullen kennis hebben van de wegen des Heren. De goddelozen werpen zichzelf op tot goden. En smadelijk roepen zij: "Waar is uw God?" Hun goden zijn hun techniek en hun verderfelijke vernietigingswapens. De vorst der leugen doet hen denken, dat door hun macht een wereldvrede tot stand zal worden gebracht.

Uitzien naar Christus komst

Ja, zowaar als Ik Jehova heet, de goddeloosheid van de volkeren uit het oosten is nog groter dan die van het westen. Mijn dienstknechten en dienstmaagden vervolgen zij met het zwaard en zij vertreden al Mijn heilige instellingen. Zij denken een vrederijk op deze aarde te stichten, doch de vorst der duisternis heeft hen met blindheid geslagen. Zou Ik Mij niet ontzetten wanneer het recht wordt verkracht, waar het huwelijk wordt ontwricht en men de kinderen veracht en wanneer een ieder doet naar wat goed is in zijn ogen?

O gij volkje des Heren, maakt u dan los van alle goddeloosheid van deze aarde. Laat u niet langer verontreinigen door haar invloeden. Doet weg al datgene wat naar onreinheid riekt en verlustigt u in Mijn geboden en instellingen. O gij volkje des Heren, gij die de bruid zijt van Mijn geliefde Zoon, Ik wil dat gij weer zult uitzien naar zijn komst op de wolken des hemels. Is dat een ware bruid, die niet verlangt naar de vereniging met haar bruidegom? Uw verbond is in het bloed van Mijn Zoon en de Geest is u gegeven tot onderpand. Doet dan weg, al datgene wat u afhoudt van Mij en reinigt u en heiligt u opdat gij recht zult hebben om in te gaan in het huis met de vele woningen. Zie, er is u een plaats bereid en Ik wil, dat gij zult zijn daar waar Ik ook ben.

Ook Mijn volk Israël zal weer gaan luisteren naar Mijn stem. Zijn ogen zullen ontsloten worden wanneer het beest zich in de tempel heeft gezet om zich te laten aanbidden. En zij zullen inzien, dat zij de Heer der heerlijkheid hebben verworpen. Dan zullen zij zich voor Mij neerbuigen en Ik, de Heer, zal dan voor hen strijden omdat zij zich bekeerden tot de Heer, hun God.

Ik zal Mijn rijk vestigen op deze aarde en er zal vrede zijn en gerechtigheid. Gans Mijn volk zal behouden worden ter wille van het verbond, dat Ik met hen sloot. Ik, de Heer, Ik zal het doen en geen Woord dat van Mijn mond uitgaat, zal krachteloos zijn.