IX De engelen zijn dienende geesten

De vorst van deze wereld

Mijn kinderen, spreekt de Zoon van God, weet gij wel hoe groot de heerlijkheid is, die Ik u toebereid? Er gaat een roep over de ganse aarde: “Bekeert u tot de Heer, uw God en Hij zal Zich over u ontfermen." Velen zullen zich nog laten verzoenen met de Heer, hun God, door te geloven in Mij. Ik en de Vader zijn één.

Ik wil hen verlossen van hun armzalige genietingen. Elk mensenhart verlangt er naar om gelukkig te zijn, maar de vorst van deze wereld heeft hun zinnen zo verblind, dat velen Mijn heerlijkheid niet meer zien.

Zelfs vele van Mijn kinderen gaan gebukt en terneergeslagen door het leven, alsof zij in het geheel niet verlost zouden zijn. Ik heb u met vreugdeolie gezalfd, Mijn zonen. Bidt om geopende ogen, zodat gij u weer bewust gaat worden, dat gij Mijn Lichaam zijt. Een grote reiniging zal onder u voltrokken worden zodat, wat mank en kreupel is, niet meer onder u zal worden gevonden.

Slechts één geheimenis

O Mijn zonen en Mijn dochters, spreekt de Heer, hebt toch elkander van harte en bestendig lief. Weet gij het dan niet, dat het zaliger is te geven dan te ontvangen? Heb Ik dan tijdens Mijn rondwandeling op aarde u geen voorbeeld nagelaten? Dient elkaar in de liefde indien gij de wet van Christus wilt vervullen.

Velen onder u zijn weerspannig door niet te luisteren naar Mijn stem. Indien gij u niet bekeert, dan zal Ik op de dag der benauwdheid ook niet naar u luisteren, als gij tot Mij roept. Er is slechts één geheimenis, waardoor gij zult leven: Geloven in Mij. Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; ja grote en heerlijke dingen bereid Ik u toe. Beijver u dan, Mijn volk, met Mij te zitten op Mijn troon en beijver u dan de kroon te verwerven, die Ik heb weggelegd voor hen, die Mij gehoorzaam zijn. Zoekt naar Mij met uw ganse hart en Ik zal Mij door u laten vinden.

Kostbare en zeer grote beloften

Ik ben niet gelijk aan die armelijke wereldgeesten, die de mensen slechts verstrooiing bieden. Ik ben de blinkende Morgenster en gij zult jubelen als gij Mijn heil zult zien, Gij zult u verheugen en verblijden en uw tranen zullen van u worden weggenomen. Alleen indien gij uw leven verliest om Mijnentwil, zult gij het vinden.

O Mijn volk, Mijn volk, zij die bij u zijn om u te beschermen, zijn vele malen sterker, dan de machten die u schrik aanjagen. Vrees hen dan niet en vertrouw met een volkomen hart op Mij. Staat er niet geschreven, dat de engelen dienende geesten zijn voor hen, die het heil zullen beërven? Gij zijt met kostbare en zeer grote beloften begiftigd en de Geest is u gegeven als een onderpand van de erfenis, die voor u is weggelegd in de hemelen. Houdt u dan niet langer op met de betovering van die armelijke wereldgeesten en vraag Mij om ogenzalf, zodat uw ogen zullen worden ontsloten opdat gij Mijn heerlijkheid zult zien.

Israël en de gemeente

De Gemeente is niet het Israël Gods zoals velen van u denken. Ik heb Mijn volk niet voor eeuwig verstoten. En Ik zal Mij weer over hen ontfermen in de laatste dagen van deze eeuw. Maar Mijn Gemeente is een ander volk met een andere bestemming. Haar heerlijkheid is niet minder en haar roeping is niet kleiner. Mijn Gemeente is een hemels geslacht met een hemelse roeping en Mijn volk Israël is een aards volk, dat een aardse heerlijkheid zal deelachtig worden. Gij dan zult aandachtig blijven luisteren naar Mijn stem, want Ik wil niet dat gij hierover onwetend zult zijn.