Waar de Meester spreekt I

Mijn Gemeente is een geheimenis dat zich niet laat inpassen in menselijke begrippen.
Omdat zij een van Boven gegeven organisme is, is het niet juist haar te vergelijken aan de hand van maatschaven die van deze aarde zijn.
Omdat jullie zo beperkt van inzicht zijn, maken jullie steeds weer opnieuw dezelfde fout, door haar in te passen binnen menselijke organisatiestructuren.
En Ik wil dat gij verstaat dat mijn Heilige Geest de Leidsman zal zijn in jullie midden.

Mijn Gemeente wordt openbaar in gezinnen waar een man en een vrouw in hun liefde tot elkaar Mij op de eerste plaats hebben gesteld.

Ik stort mijn liefde uit in de harten van mensen, die zich beschikbaar stellen om mijn navolgers te zijn.
Ik schep er een behagen in om Mij te verheerlijken in mensen die met Mij een verbond hebben gesloten.
Mijn oorspronkelijke bedoeling waartoe Ik de mensenkinderen heb geschapen wordt zichtbaar in het openbaar worden van ‘de zonen Gods’.

Er is een goddelijke begeerte naar kennis en inzicht, die ge wel moet onderscheiden van de nieuwsgierigheid die van deze aarde is.
Het volmaakte zal tot aanzijn worden geroepen wanneer de bazuin zal klinken en mijn Zoon Zich zal verheerlijken door Zich te verenigen met zijn Lichaam op aarde.

Weest niet al te zeer verontrust wanneer gij soms zo pijnlijk ervaart, dat ge nog slechts ten dele beantwoordt aan het raadsbesluit van mijn wil.
Vóór Christus’ komst op aarde zal Ik mijn Geest in groter mate op jullie uitstorten zodat mijn Huis vol zal zijn van de tegenwoordigheid des Heren.
Weest op uw hoede voor onheilig vuur die tot verderf leidt.

Besteedt meer aandacht aan uw persoonlijke omgang met Mij, in plaats van elkaar te beoordelen door na te gaan of uw broeder of zuster Mij wel volgt.
Betoont liefde door uw harten wagenwijd open te stellen voor uw broeder of zuster, zodat het menselijke wordt overwonnen door het geestelijke.
Aan uw omgeving zal dan steeds meer duidelijk worden dat jullie niet van deze aarde zijn.
Probeer elkaar niet te overheersen maar vertrouw op Mij, dat Ik in staat ben om het goddelijke in het hart van ieder mensenkind tot openbaarheid te roepen.

Door middel van de aan de Gemeente geschonken bedieningen zal mijn Huis worden gebouwd.
Maar te midden van deze geestelijke ontwikkeling is het juist en verstandig om het menselijke van het geestelijke te onderscheiden.
Weest niet te voorbarig om de inspanningen van uw broeder te vergelijken met mensenwerk.
Want met de mate waarmee gij oordeelt, zal u geoordeeld worden.
Vreest gij veeleer God die in staat is om het hart van uw broeder te veranderen, zodat de heerlijkheid van mijn Wezen ook in zijn leven openbaar zal worden.

Weest elkander van harte onderdanig, maar niet in een geest van geveinsdheid, want ik haat dezulken.
Jullie tezamen vormen de uitgeroepenen.
Door jullie zorg voor elkaar is het mogelijk dat iedere gelovige groeit naar de kracht, die elk lid op zijn wijze beoefent.

Heb oog voor de verscheidenheid in uw midden.
En heb geloof in Mij dat Ik ook klaar zal komen met die broeder of zuster, die in uw ogen zwak mocht lijken.
Ik bouw mijn Huis op mensen, die het Lam willen volgen, waar Hij ook heen gaat.

Waar de Meester spreekt II

In deze eindtijd scheid Ik de schapen van de bokken.
Mijn Gemeente wordt gelouterd om te beproeven hen, wier harten volkomen naar Mij uitgaan.
Ik ga mijn kinderen vrij maken van alle vormen van uiterlijke organisatie, opdat de zuidenwind mijn hof zal doorwaaien, opdat zijn balsemgeuren stromen!
In uw harten zullen de gebaande wegen zijn.

De verwarring in denken, welke als een duistere wolk over velen van kinderen hangt, zal Ik doen opklaren.

De genegenheid welke ge ten opzichte van elkander ervaart, zal Ik zuiveren, zodat aan uw broeder of zuster steeds duidelijker zal worden dat Ik mijn Huis bouw te midden van mensen, wier harten volkomen naar Mij uitgaan.

Ik zal het lijden u niet onthouden.
Waar mijn kinderen zich toevertrouwen aan mijn liefdevolle leiding zal geen enkele vorm van kwaad hen kunnen scheiden van de liefde van Christus.
Ook het kwaad is ondergeschikt aan mijn macht.
In uw harten zullen de gebaande wegen zijn.

De schande der verdeeldheid waardoor mijn Gemeente op aarde geteisterd wordt, zal teniet worden gedaan.
In de kracht van de Geest zal duidelijk worden dat alleen zij, die nederig van hart zijn, genade zullen vinden.
Ik zal mijn Huis herstellen en de smaad vanuit haar midden verwijderen.
Alle vormen van groepsgeest en exclusivisme zal Ik teniet doen.

Gij zult u niet langer laten noemen naar uw leiders, want Eén is uw leider, namelijk Christus.
Ook in de genegenheid welke ge elkander toedraagt, zal slechts ruimte zijn voor de verering van Hem, door wie ge verlost zijt uit de macht van het kwaad.

Het zoeken naar mijn tegenwoordigheid zal een wezenlijk onderdeel uitmaken van uw geestelijke strijd om met een volkomen toegewijd hart aan Mij verbonden te zijn.
Zoals goud in het vuur wordt gelouterd, zo zal ook de vuurgloed welke tot beproeving dient, aan mijn Huis niet voorbij gaan.
Het oordeel begint bij het huis van God.
Ik, Ik ben het die toestaat, dat geheel mijn dorsvloer gezuiverd wordt.
Ook nu nog is de wan in zijn hand. Ook nu nog wandelt Hij te midden van de kandelaren.

Uw kracht zal niet in het nauw komen als het uw enigst begeren is om de Zoon te leren kennen zoals Hij is.
De Vader zal de Zoon eren, en de Zoon zal u inzicht geven om de Vader te kennen.
Mijn wetten zullen in uw harten geschreven zijn.
En allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste.

Vele leerstellingen, welke mijn kinderen van elkander gescheiden doen optrekken, zullen in de vuurgloed die tot beproeving dient, verschroeid worden opdat slechts de kennis van Hem zichtbaar zal zijn in uw harten.
Ik heb een afkeer van dat denken, waar, omwille van een juist en verstandig inzicht, uw broeder wordt buitengesloten.

Het is mijn Heilige Geest die uw pad zal verlichten.
Ook Hij is het die u inzicht geeft in de plannen van mijn openbaring, zodat uw geloof niet langer zal rusten op de wijsheid van mensen.

Het is mijn Geest die uw innerlijk steeds meer zal verlichten tot de rechte kennis van Hem, door Wie gij geroepen zijt.

Waar de Meester spreekt III

Ik geef u tijden van gebed, verdieping en afzondering om beter mijn wil te verstaan.

In deze laatste fase van de eindstrijd zoekt mijn Geest naar mannen en vrouwen, die gehoor geven aan de oproep van Joël om zich van ganser harte tot Mij te bekeren.
Evenals in de tijd van Gideon, zal Ik Mij een leger verzamelen van dappere strijders, die, omwille van mijn zaak en Koninkrijk, hun leven niet zullen achten.
Strijders, die in gehoorzaamheid en trouw hun weg zullen vervolgen.
Ik formeer Mij een leger van strijders die getraind zijn in het onderscheiden van mijn stem; hen die in hun binnenste gevoelig zijn geworden om te gehoorzamen aan mijn instructies.
Ik zal toerusten een volk van mannen en vrouwen, die in hun binnenste alert zijn om alléén op Mij te zien.
Een wel toegerust volk dat moedig is om de vele meningen van mensen, leringen en tradities te trotseren.
Een volk in wier binnenste de gebaande wegen zullen zijn.

Niet wat zichtbaar is zal blijven bestaan.
Mozes ging mijn volk in waarheid voor, als ziende de Onzienlijke.

Ook het woestijnleven zal niet vreemd voor u zijn.
In tijden van geestelijke dorheid breng Ik de krachten van uw ziel in beweging om te weten wat er in uw harten leeft.
In tijden van duisternis zal Ik u een vuurkolom geven om uw weg te verlichten.

Het is mijn Heilige Geest die hunkert naar de gemeenschap met mannen en vrouwen, die Mij zoeken ter wille van Mijzelf.
Mijn volk, het is mijn Geest die u toebereidt om de bruid te worden van mijn geliefde Zoon, een wel toegerust volk van strijders die hun klederen hebben gewassen in het bloed van het Lam.

Dit zijn de tijden van de late regen.
Het is ook mijn Heilige Geest die de bedieningen herstelt in mijn Gemeente.
Ook de geringste zal kennis hebben van de wegen des Heren.
Datgene wat ik u toevertrouw zal de Zoon verheerlijken.
In de verering van Hem zal u geestelijk steeds meer ruimte geschonken worden voor de openbaring van mijn Geest.
In de bediening van Geest en kracht wordt een volk toegerust dat zich onderscheidt in liefde en toewijding.

Elke vorm van hardheid zal u vreemd zijn. Weest er toch waakzaam voor niet uw broeder te oordelen, die in uw ogen nog slechts ten dele kent.

Toen mijn volk voorttrok in de woestijn, heb Ik het verzadigd met manna.
Ik schep er een behagen in om voor een ieder van u persoonlijk dát voedsel toe te bereiden dat is afgestemd op de begeerten van zijn hart. Hen, die hongerig zijn, om hun leven met Mij te delen, die zal Ik verzadigen, een ieder naar zijn behoefte.

Vervloekt is de man, die vlees tot zijn arm stelt. God is het, die uw geest met jaloersheid begeert.

Uw kracht zal niet in het nauw komen als het uw enigst begeren is om Mij te leren kennen in al mijn heerlijkheid.

Zoekt naar de openbaring van mijn Geest.
Ook in de bedieningen, die Ik weer herstel in mijn Huis, zal niet de een de ander overheersen.
Ik Zelf ben het, die mijn volk uitleidt naar grazige weiden.
Ik heb u een voorbeeld nagelaten toen Ik mijn leerlingen de voeten waste.
Zo vertrouw Ik u van mijn kennis en heerlijkheid toe om elkander te dienen, maar niet in een geest van hardheid en liefdeloosheid.
Doet de vreemde goden weg uit uw midden.
Ik ben een na-ijverig en goedertieren God, die Zich telkenmale weer laat vinden wanneer mijn kinderen Mij in waarheid zoeken.
Doet dan weg al datgene wat riekt naar bedilzucht en betweterigheid.
In hen, die nederig van hart zijn, zullen de gebaande wegen zijn. In ootmoed achte de een de ander uitnemender dan zichzelf.

Oefen u mijn volk, om in tijden van vasten en bidden, terug te winnen, dat wat verloren is gegaan.
Steeds wil Ik Mij door u laten vinden, maar wél in oprechtheid van het hart.
Oordeelt elkander dan niet langer, want Mij komt het oordeel toe.
Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
Die zwak is in uw midden, die zal Ik verlossen.
Maar gij, mijn volk, weest stille. Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden, zegt de Here der heerscharen. Wordt u ervan bewust, mijn volk, dat mijn engelen u dienend terzijde zullen staan, wanneer het uw verlangen is om mijn wil te doen.

Uw tranen zijn niet tevergeefs geweest. Ook uw geliefden wil Ik kennis en inzicht geven van mijn wegen. Maar niet in overreding zal uw sterkte zijn.
Vertrouw op Mij, dat mijn arm kan redden, daar, waar uw kracht in het nauw komt.
Ik heb lief met een volkomen liefde.
Hen, die zich heiligen en reinigen ter wille van mijn waarheid, die zal Ik vol maken van mijn liefde.
Ik heb u de bediening der verzoening toevertrouwd om te werken zolang het dag is. Aanschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten.

Vertrouw dan niet langer op uw eigen kracht, maar vertrouw erop, dat Ik het beeld van mijn Zoon in uw midden zal openbaren. De laatste halmen zult gij binnenhalen, voordat de velden verzengd zullen worden door de hitte van het vuur, dat de weerspannigen zal verteren.
Weest gij dan getrouw. Twijfel niet in uw hart en Ik zal u oprichten.

‘Al mijn bronnen zijn in u’

Wanneer de geest van de mens inkeert tot zichzelf, en roept tot Mij; dan komt mijn Geest de menselijke ontoereikendheid te hulp en vult aan, datgene wat hij in zijn-mens-zijn te kort komt.

Het ligt in mijn plan om de gelovige mens bloot te stellen aan vele vormen van verzoeking, opdat deze mens steeds meer tot het besef zal komen dat al zijn bronnen in God zijn.

Mijn Geest verheugt Zich over die mensenkinderen die hun vreugde zoeken in de gemeenschap met Mij.

Maar ook de geest van de gelovige is veelal zo gericht op zichzelf, zodat daar voor Mij geen plaats is.
Dan laat Ik hem over om de inzichten van zijn eigen hart te volgen en laat hem drinken uit bronnen die geen bronnen zijn, totdat… hij inkeert tot zichzelf en hunkert naar die gemeenschap die Ik alleen kan geven.

Ik vergeef de zondaar veelvuldig zijn overtredingen.
Aan de oude dingen zal niet meer gedacht worden.
Ik schep iets nieuws en Ik stort mijn vreugde uit in het hart van dat mensenkind dat hunkert naar Mij.

Ik vraag mijn kinderen om er toch ernst mee te maken zich af te zonderen van de genietingen van deze wereld.
Niet dat Ik wil, dat gij deze wereld ontvlucht, maar Ik wil dat gij uw geest ontledigt van alle dingen die van deze wereld zijn.
‘De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet blijft tot in eeuwigheid’.

Elk dwaas mensenkind dat zijn geest verhardt en het licht met de duisternis vermengt, komt van boosheid tot boosheid.
Komt toch tot bezinning en maakt er ernst mede om uw God te ontmoeten.

De bijl ligt aan de wortel van de boom en wee die mens wiens loof verwelkt en wiens vrucht verrot is.

Elk kind van God zal rekenschap af moeten leggen van alle daden die hij in zijn lichaam verricht heeft.
En wee dat eigenzinnig kind dat in de halsstarrigheid van zijn bestaan niet is ingegaan op mijn uitgestoken hand.

Ik ben een jaloers en een heilig God en mijn toorn treft een ieder die wetend en halsstarrig volhardt in zijn verzet en het aanbod van mijn liefde miskent.

Ik zal mijzelf in mijn Gemeente gaan verheerlijken en de wereld zal zich verwonderen wanneer zij tot erkenning zal komen dat het getuigenis omtrent Jezus Christus betrouwbaar is bevonden.

‘Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat.
Want zeer licht ontbrandt zijn toorn.
Welzalig allen die bij Hem schuilen’.

Loslaten, wat ge niet behouden kunt…

Ik heb u wat te zeggen, spreekt de Heer.
Zo graag wil Ik Mij openbaren aan uw hart.
Maar ach, mijn kinderen, mocht gij toch luisteren;
mocht gij verstaan wat Ik voor u heb weggelegd.

Ik ken uw zoekend hart en soms… uw bange vragen.
Ik ken de taal van ’t binnenst ingewand.
Ik ken uw hunkeren… en heb ook kennis van uw rebellie.
Ach, spreekt de Heer, mocht gij toch luisteren.

Wie kan bestaan als God de Heer uw tempel nadert.
Gij klemt u vast aan dingen die ge niet behouden kunt.
Spreekt waarheid in uw hart en nadert voor mijn aangezicht.
Want immer weer opnieuw wil Ik mijn liefde aan u kwijt.

Wat Ik u heb te schenken, is goud van hoog gehalte.
Kostbare klederen heb Ik voor u weggelegd.
Laat vallen dan die lompen, en alles… wat ge niet behouden kunt.
Want God de Here nadert tot uw tempel.

O kind van Mij, mijn dierbaar kind…
wat draalt ge toch en twijfelt in uw hart?
Denkt gij dat Ik te hoog voor u verheven ben?
Weerstaat des bozen raad en laat u leiden.

Komt dan opnieuw met vreze voor mijn aangezicht.
Kust dan de Zoon, opdat de Zoon niet toorne,
en weg neemt, wat gij niet behouden kunt.
Geef Mij uw hart en laat uw zorgen varen.

Zoals een Vader Zich ontfermt, ontfermt de Here Zich
over allen die Hem vrezen met hun hart.
Ik ken u wel; Ik weet wat gij van node hebt.
Laat dan de maskers vallen.

Aanschouwt de Zoon op Golgotha.
Zijn reinigend bloed wil gans uw leven vullen.
Mijn heilige Geest wil woning maken in uw hart.
Alleen voor overwinnaars zijn de kronen weggelegd.

Mijn weg is niet te hoog; mijn raad is niet verborgen.
Ik weet precies wat gij van node hebt.
Maar ach, mijn kind, mocht gij toch luisteren;
mocht gij verstaan wat Ik voor u heb weggelegd.

Ben je bereid te komen, te komen zoals je bent?
Mag Ik de leiding in alles van je leven?
Mag Ik de Heer zijn van je huwelijk, je gezin, je werk?
Mag Ik je zeggen waar je wonen zult?

Mag Ik je zeggen hoeveel geld je geven zult?
Mag Ik je zeggen met wie je samen wonen zult?
Mag Ik je zeggen met wie je vrede sluiten zult?
Mag Ik je zeggen wie je vrienden zullen zijn?

En dan, mijn kind, kun je nog wachten…
Kun je nog stil zijn voor mijn aangezicht?
Ben je bereid het offer van je leven te betalen?
Durf je te laten vallen, alles, wat ge niet behouden kunt?

Koopt dan van Mij, dat goud dat in het vuur gelouterd is.
Ik zal er zijn, ja telken-kere als gij tot Mij roept.
Ik zal er zijn, niet langer zal Ik laten wachten.
Mijn kind, mijn eigen kind, Ik ben genoeg voor jou.