‘Al mijn bronnen zijn in u’

Wanneer de geest van de mens inkeert tot zichzelf, en roept tot Mij; dan komt mijn Geest de menselijke ontoereikendheid te hulp en vult aan, datgene wat hij in zijn-mens-zijn te kort komt.

Het ligt in mijn plan om de gelovige mens bloot te stellen aan vele vormen van verzoeking, opdat deze mens steeds meer tot het besef zal komen dat al zijn bronnen in God zijn.

Mijn Geest verheugt Zich over die mensenkinderen die hun vreugde zoeken in de gemeenschap met Mij.

Maar ook de geest van de gelovige is veelal zo gericht op zichzelf, zodat daar voor Mij geen plaats is.
Dan laat Ik hem over om de inzichten van zijn eigen hart te volgen en laat hem drinken uit bronnen die geen bronnen zijn, totdat… hij inkeert tot zichzelf en hunkert naar die gemeenschap die Ik alleen kan geven.

Ik vergeef de zondaar veelvuldig zijn overtredingen.
Aan de oude dingen zal niet meer gedacht worden.
Ik schep iets nieuws en Ik stort mijn vreugde uit in het hart van dat mensenkind dat hunkert naar Mij.

Ik vraag mijn kinderen om er toch ernst mee te maken zich af te zonderen van de genietingen van deze wereld.
Niet dat Ik wil, dat gij deze wereld ontvlucht, maar Ik wil dat gij uw geest ontledigt van alle dingen die van deze wereld zijn.
‘De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet blijft tot in eeuwigheid’.

Elk dwaas mensenkind dat zijn geest verhardt en het licht met de duisternis vermengt, komt van boosheid tot boosheid.
Komt toch tot bezinning en maakt er ernst mede om uw God te ontmoeten.

De bijl ligt aan de wortel van de boom en wee die mens wiens loof verwelkt en wiens vrucht verrot is.

Elk kind van God zal rekenschap af moeten leggen van alle daden die hij in zijn lichaam verricht heeft.
En wee dat eigenzinnig kind dat in de halsstarrigheid van zijn bestaan niet is ingegaan op mijn uitgestoken hand.

Ik ben een jaloers en een heilig God en mijn toorn treft een ieder die wetend en halsstarrig volhardt in zijn verzet en het aanbod van mijn liefde miskent.

Ik zal mijzelf in mijn Gemeente gaan verheerlijken en de wereld zal zich verwonderen wanneer zij tot erkenning zal komen dat het getuigenis omtrent Jezus Christus betrouwbaar is bevonden.

‘Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat.
Want zeer licht ontbrandt zijn toorn.
Welzalig allen die bij Hem schuilen’.